De Nederlandse bouwnijverheid wordt al decennia lang als conservatief beschouwd. Of dat vandaag de dag nog steeds een terechte kenschets is, valt te betwijfelen. Er verandert veel in de bouw!
Alle actoren in de Nederlandse gebouwde omgeving hebben samen grote maatschappelijke opgaven en uitdagingen: circulaire en klimaatdoelen, woningnood, achterblijvende vergunningverlening, spanning op de arbeidsmarkt, inflatie. Een toenemend aantal actoren staat ervoor open om zaken anders en beter te doen. De kunst is dat veranderingen ook verbeteringen zijn!
Impact op de lange termijn
Honger maakt rauwe bonen zoet! Maar zodra de honger verdwenen is, smaken ze gewoon weer naar… rauwe bonen. Bouwen doen we niet voor de korte termijn. Een woning gaat minimaal 50 jaar mee. Bij alle woningbouwkeuzes die we maken, moeten we ons daarvan bewust zijn. We kunnen belangrijke comfort- en kwaliteitseisen niet overboord gooien, omdat we nu nood hebben. Dat geldt voor woonoppervlak, uitstraling, materiaalkwaliteit, enzovoorts.
‘Niets is zo permanent als een tijdelijk gebouw,’ zei een wethouder eens tegen mij toen ik een tijdelijke voorziening wenste te plaatsen. Tijdelijke woningen zijn in, maar zijn ze wel een oplossing voor onze problemen? Als die flex-woningen na vijf of tien jaar het veld moeten ruimen, is de krapte op de woningmarkt waarschijnlijk nog niet opgelost, en dan blijven die rauwe bonen tegen wil en dank gewoon op het woonmenu staan.
Landelijke toets conceptwoningen
Een toenemend aantal partijen kan snel tot zeer snel permanente woningen van goede kwaliteit realiseren. Het is veel meer de trage vergunningverlening - veroorzaakt door complexiteit en gebrek aan capaciteit - die de woningbouw in Nederland doet stagneren.
Moderne conceptwoningen kunnen qua architectonische uitstraling compleet verschillen, terwijl de techniek erachter identiek is. En daar ligt een enorme kans! Als conceptwoningen één keer bouwtechnisch getoetst zouden hoeven worden voor toepassing in heel Nederland, levert dat een enorme tijd en capaciteitsbesparing op in vele ambtelijke organisaties! Het zou een enorme impuls in de vergunningverlening en de bouwproductie kunnen betekenen!
Snel, maar wel mooi!
‘Je kunt ‘m in alle kleuren krijgen, als het maar zwart is,’ zei Henry Ford toen zijn eerste T-fords van de band rolden. Ook nu is er een reëel gevaar dat bij de industrialisatie van de woningbouw noodzakelijke variëteit - waar een fijne gebouwde omgeving om vraagt - in het gedrang komt. Niet omdat variatie niet kan, maar eerder omdat de wil ontbreekt. Met de juiste vrijheidsgraden in slimme modulaire prefab woningconcepten kunnen met bijna eindeloze variaties uit de beschikbare keuzeopties bouwplannen met hun eigen identiteit worden ontwikkeld.
Lef, vertrouwen en realiteitszin
Onze ervaring is dat bouwers en ontwikkelaars voorzichtig zijn en aarzelen om een nieuw concept zich echt eigen te maken. Na één of enkele succesvolle pilotprojecten, moet je doorpakken en opschalen, wil je echt impact kunnen maken. Dat vraagt om lef en wederzijds vertrouwen tussen samenwerkende partijen. Ik ben ervan overtuigd dat zodra met ons woningconcept Premodu vele honderden woningen per jaar worden gerealiseerd, dit kan leiden tot kostenreductie van 5 tot 15% ten opzichte van een productieomvang van honderd tot tweehonderd woningen per jaar.
Regelmatig wordt - met vage verwijzingen naar wetenschappelijke literatuur - beloofd dat schaalvergroting leidt tot een kostenreductie van 30 tot 40%, ook in de woningbouw. Dat is met de schaal van de Nederlandse woningbouw onzin!
Er is lef én samenwerking nodig om een nieuw concept te omarmen en tot groei te laten komen.
Een paar jaar geleden werd dat ook verkondigd tijdens een congres over innovatie in de bouw. Met instemming van de spreker vroeg ik het publiek: ‘Wie gelooft dat?’ Tachtig procent van toehoorders stak de hand op. ‘Wie heeft hier zelf wel eens aan gerekend?’ Toen bleven er nog een paar opgestoken handen over. Alle handen verdwenen toen ik tenslotte vroeg: ‘Wie heeft dat kunstje al eens geflikt?’